de Hartebrugkerk






- plm 1850 -

Hartebrugkerk
De toren heeft nog de oorspronkelijke vorm.
Haarlemmerstraat 110
architect: Th. Molkenboer



De officiële naam van de Hartebrugkerk luidt: Onze Lieve Vrouw Onbevlekt Ontvangen. De Leidenaar heeft het gewoonlijk over de Hartebrugkerk. Vroeger lag daar de Hartebrug over de nog open Mare. De Hartebrug was weer genoemd naar de brouwerij ‘Het Witte Hart’, die op de hoek van de Haarlemmerstraat en de Lange Mare had gestaan.
Op de gevel van de kerk staat in duidelijke letters te lezen: ‘Hic domus Dei et porta coeli’ (Dit is het huis van God en de poort van de hemel). Naar aanleiding van het laatste woord wordt de kerk ook wel ‘Coelikerk’ genoemd.
Mooi kun je de kerk niet echt noemen, wel markant en hij staat op een bijzondere plek in het hartje van de stad. Hij staat minder ingesloten dan de Marekerk en hij komt daardoor als gebouw beter tot zijn recht.


Brouwerij 't Witte Hart op de hoek van de Haarlemmerstraat en de Lange Mare.
Gezicht vanaf de Stille Mare. Rechts van de brouwerij is op de achtergrond de Lange Mare te zien, met daarvoor de Hartebrug die de twee delen van de Haarlemmerstraat verbond.
De brouwerij was al afgebroken voordat er plannen werden gemaakt voor de bouw van de Harteburgkerk op die plaats.


tekening: Hendrik Schepper


De geschiedenis van de Hartebrugkerk begint bij de schuilkerk aan de Haarlemmerstraat 143, op de hoek van de Kuiperssteeg. Op die plaats heeft lange tijd de zaak van Kreymborg gezeten. Nu is daar parfumerie Douglas gevestigd. Na de reformatie werd de katholieke eredienst alleen oogluikend toegestaan. Katholieke gelovigen kwamen bijeen in gebouwen die er niet als kerken uitzagen. De schuilkerk op de hoek van de Kuipersteeg was een gewoon woonhuis waarvan de tweede verdieping werd gebruikt voor erediensten. De ruimte was veel te klein. In de negentiende eeuw mochten de katholieken weer kerken hebben.
Pastoor Kervel van de statie van de schuilkerk op de hoek van de Hogewoerd en de Sint Jorissteeg had in 1819 al geprobeerd om de Vrouwekerk over te nemen die tot dan toe in gebruik was geweest bij de Waalse gemeente. Deze middeleeuwse, van oorsprong katholieke kerk, was na de reformatie in protestantse handen gekomen. In 1584 werd dit de Waalse kerk. Begin negentiende eeuw verkeerde het gebouw in slechte staat en het was inmiddels veel te groot voor de sterk geslonken Waalse gemeente. Geld voor restauratie was er niet, maar de Waalse gemeente kon de gasthuiskerk aan de Breestraat overnemen. Het was een logische ontwikkeling geweest als de katholieken de Vrouwekerk terug hadden gekregen, maar dat is niet doorgegaan. Pastoor J.C.M. van Winden schrijft evenwel dat hij er blij om was, want anders was de Harteburgkerk nooit gebouwd. De Hartebrugkerk werd vroeger ook wel de Nieuwe Vrouwekerk genoemd.



- 1820 -

kadastrale kaart, hoek Haarlemmerstraat - Lange Mare
Pastoor Goofers kocht eerst Haarlemmerstraat 106 en 110 en het kleine perceeltje aan de Spijkerboorsteeg, achter nummer 106.


Gezien de situatie van de Kuiperssteegkerk moest er dus een ander kerkgebouw komen en dat gebeurde onder de bezielende leiding van pastoor Goofers, (geb. 1786). Hij heeft eerst geprobeerd om panden op te kopen die grensden aan het huis op de hoek van de Kuiperssteeg, maar toen vernam hij dat het huis met tuin op de hoek van de Haarlemmerstraat en de Lange Mare te koop was. Hij moet onmiddellijk in de ban zijn geweest van deze schitterende locatie, maar er was een probleem. Het perceel was eigendom van de protestantse professor Donckermann en die zou het nooit aan een pastoor willen verkopen die er een katholieke kerk neer zou zetten. Pastoor Goofers slaagde er door handig manoeuvreren toch in om het begeerde perceel in handen te krijgen. Hij schakelde twee vertrouwelingen in, de heren Dooreman en Maas, beiden Brabanders die in Leiden woonden. Ze onderhandelden met de familie Donckermann en ze wisten een koopovereenkomst tot stand te brengen met naar hun zeggen een paar Brabantse bierbrouwers. Intussen verspreidde zich toch het gerucht dat Pastoor Goofers daar een kerk wilde bouwen. Om dit verhaal te ontzenuwen liet de pastoor een kleine verbouwing uitvoeren in de kerkruimte aan de Kuiperssteeg. Hij hoopte zo de indruk te wekken dat er niets klopte van geruchten over een nieuw te bouwen kerk. Op 11 maart 1836 vond de overdracht plaats. Donckerman kreeg pas bij de notaris te horen dat hij zijn huis aan een paap had verkocht. Hij scheen het niet nodig te hebben gevonden om daar alsnog bezwaar tegen te maken en het pand van Donckermann kwam die dag op naam van pastoor Goofers te staan.
Kort daarna wist pastoor Goofers nog twee percelen te verwerven. Het ene was Haarlemmerstraat 106, op 24 augustus 1835. Dit had een groot achterliggend erf dat grensde aan het perceel van Donckermann en aan de Spijkerboorsteeg. Het andere was een heel klein perceeltje. Dit is waarschijnlijk een stukje grond geweest aan de Spijkerboorsteeg, achter het perceel van Haarlemmerstraat 106.
Pastoor Goofers heeft veel moeite gedaan om ook Haarlemmerstraat 108 te verwerven, op dit perceel stond een pakhuis, dat ingesloten was door de twee grote percelen die de pastoor al in bezit had. Dat is niet gelukt doordat de eigenaar er te veel voor vroeg.
Met het voorbereiden van de bouw ging Pastoor Goofers voortvarend te werk. Er moest geld beschikbaar komen. Uit de archieven van de parochie blijkt dat veel gemeenteleden bereid waren om een aanzienlijke bijdrage te leveren. Architect Th. Molkenboer kreeg de opdracht om het ontwerp te maken. Zowel de gemeente als de provincie vreesden voor de gevolgen van het heiwerk. Er werden proefpalen geslagen en grondboringen gedaan. Zoals dat ook tegenwoordig nog zo gaat, kwam de buurt in actie op het moment er daadwerkelijk bouwactiviteiten plaatsvonden. Men was bang voor verzakkingen van de belendende panden en er werd een officieel verzoekschrift opgesteld waarin de nodige waarborgen werden verlangd.
Op 21 december 1835 kon met de bouw worden begonnen. Enkele buren die eerder al bang waren voor de gevolgen van het heiwerk kwamen nu weer in actie nadat ze ontdekt hadden hoe hoog de kerk zou worden. Ze waren bang dat hun schoorstenen niet goed meer zouden trekken en dat daardoor hun huizen minder waard zouden worden en ze waren bang dat ze last zouden hebben van het luiden van de klokken.
De kerk is waarschijnlijk in december 1836 in gebruik genomen. Dat de katholieken nu weer kerkklokken konden luiden had voor hun een bijzondere betekenis. Het markeerde het feit dat de tijd van de schuilkerken voorbij was. Vanuit protestantse kring werd daar bezwaar tegen gemaakt. Er werd beweerd dat het klokgelui de protestantse eredienst verstoorde en dat de dominees hun preek ervoor moesten onderbreken. De pastoor en het kerkbestuur werden ontboden op het stadhuis, maar pastoor Goofers informeerde vooraf bij enkele protestanten die hem welgezind waren en die verklaarden dat de klokken in de kerk wel te horen waren, maar dat die de eredienst niet verstoorden.
De kerk was overigens nog niet af. Een aantal zaken waren blijven liggen omdat er niet voldoende geld voor was. Zo moest het stucwerk in de kerk nog worden uitgevoerd en de pannen op het dak zouden worden vervangen door leien. Waarom er eerst pannen op gelegd zijn is niet duidelijk. Op het terrein tussen de kerk en het pakhuis van de heer Eigeman, Haarlemmerstraat 108, zouden nog enkele bijgebouwen worden neergezet. In 1845 was er weer voldoende geld beschikbaar voor werkzaamheden aan de kerk. Ook werd toen Haarlemmerstraat 106 opgeknapt, dat in gebruik was genomen als pastorie.



Het bedrijfspand achter de kerk



De toren in zijn nieuwe gedaante

foto: W.J. Kret


In 1859 was er een conflict met de buren aan de achterzijde van de kerk. Daar stond een bedrijfspand dat in handen was van de heren P. van der Meer en J.H. Jansen. Ze breidden het pand uit en ze maakten er ramen in die op het kerkterrein uitkwamen. Dat zorgde voor geluidsoverlast van zingende fabrieksarbeiders. In de fabriek brak bovendien twee keer brand uit.

Op 22 juli 1865 kocht de kerk het pand Haarlemmerstraat 104 op de hoek van de Haarlemmerstraat en de Spijkerboorsteeg. In hetzelfde jaar, op 16 oktober 1856, slaagde de kerk erin om het fabriekspand achter de kerk aan te kopen.

In 1871 ontstond er weer een burenruzie, nu met Isaac Planjer, de eigenaar van het perceel tussen het in 1856 aangekochte bedrijfsgebouw en de Spijkerboorsteeg. Het ging ook weer over ramen die uitkwamen op het terrein van de kerk. Dit conflict werd opgelost door ook dit perceel aan te kopen. Op Haarlemmerstraat 108 na had de kerk nu het hele blok tussen Spijkerboorsteeg en Lange Mare in bezit.
In 1892 bleek bij een schilderbeurt dat de toren zo slecht was dat hij vervangen moest worden. Men moet hebben besloten dat er een andere constructie zou komen die minder kwetsbaar was. Architect L. van der Laan heeft het ontwerp voor de nieuwe toren gemaakt. Op 28 november 1892 was hij klaar.

Op 3 mei 1888 werd een nieuw orgel ingewijd. Dit was ter vervanging van het orgel dat nog uit de schuilkerk aan de Kuipersteeg kwam. In 1895 waren er plannen voor uitbreiding van de kerk. Er werd opnieuw een poging gedaan om Haarlemmerstraat 108 van de heer Eigeman aan te kopen. Dat is weer niet gelukt doordat Eigeman er te veel voor vroeg. De uitbreiding van de kerk zou aan de achterkant plaats vinden op de percelen die inmiddels allemaal eigendom waren van de kerk. Met de huurders waren afspraken gemaakt waardoor de panden die daar stonden tamelijk snel vrij kwamen. Alle gebouwen achter de kerk tot aan de Spijkerboorsteeg werden gesloopt, m.u.v. Lange Mare 55, op het hoekje van de Spijkerboorsteeg. Er is ook een strookje gemeentegrond van 78 m2 bijgekocht. De uitbreiding aan de kerk bestond uit een abscis die tegen het bestaande gebouw werd gezet. Dit had ook tot gevolg dat er intern een aantal dingen moesten worden aangepast. Bij deze verbouwing zijn ook de leien van het hele kerkdak vervangen en is het voorportaal aangepast. Op 8 april 1897 kon het nieuwe gedeelte worden ingewijd. Datzelfde voorjaar werd er een tuinmuur gebouwd die het terrein achter de kerk afscheidde van de Spijkerboorsteeg.
In 1901 werd besloten om de pastorie op Haarlemmerstraat 106 uit te breiden met het daarnaast gelegen pand Haarlemmerstraat nummer 104 op de hoek van de Spijkerboorsteeg, dat in 1865 door de kerk was aangekocht. Het werk werd in 1902 uitgevoerd. De pastorie kreeg toen de gevel met de kenmerkende boogvensters op de begane grond. In 1904 werd bij een schilderbeurt de bekende tekst ‘Hic domus Dei est et Porta Coeli’ op de onderrand van het fronton geschilderd, waar de kerk zijn bijnaam ‘Coelikerk’ door kreeg. Ook in 1904 werd het huis gesloopt dat nog op de hoek van de Lange Mare en de Spijkerboorsteeg stond. Daar woonde tot dan toe de heer Starrenburg die daar zijn melkhandel dreef en niet zo makkelijk een ander onderkomen zou kunnen vinden. Toen hij eigener beweging vertrok, kon het huis worden afgebroken. Het vrijgekomen stukje grond werd bij de tuin gevoegd. In 1909 brak er brand uit in het pand Haarlemmerstraat 108 tussen de kerk en de pastorie. De kerk heeft opnieuw een poging gedaan om het nu gehavende pand in handen te krijgen, maar dat is weer niet gelukt. In 1924 is op initiatief van pastoor Romanus Crombag de Romanuszaal gebouwd op het terrein achter de kerk. De zaal is later naar hem genoemd.

In de periode 1932-1933 is de toren gerestaureerd.

In 1967 is het kerkgebouw op de Rijksmonumentenlijst geplaatst. In die tijd werd vastgesteld dat een grondige restauratie nodig was. Het vergde jaren om de benodigde middelen hiervoor bij elkaar te krijgen. Pas in 1979 kon worden begonnen met de werkzaamheden. De restauratie werd uiteindelijk in fasen uitgevoerd en hij strekte zich over een lange periode uit. In 2002 was de buitenkant gereed en ik 2003 was ook de restauratie van het interieur voltooid.

Intussen waren er ook ontwikkelingen bij de bijgebouwen van de kerk. In 1987 werden er plannen gemaakt voor een nieuwe pastorie (Haarlemmerstraat 104-106). Het gebouw was hard toe aan een opknapbeurt, maar er was ook een overschot aan ruimte. Vroeger woonden er zeven paters; op dat moment waren er nog twee. Besloten werd om het monumentale pand grondig te verbouwen. Op de begane grond kwam winkelruimte en daar boven vijf appartementen waarvan een voor de pastoor. In 1990 was de bouw voltooid.
In 1990 stelde de kerk het binnenterrein achter de kerk beschikbaar voor een rijwielstalling voor de bezoekers aan de binnenstad. Door de gunstige locatie wordt die goed gebruikt.

In 2002, toen de restauratie nog in gang was, werden onder de vloer van de kerk restanten van kelders ontdekt. Verondersteld werd dat dit waterkelders waren van brouwerij ‘Het Witte Hart’.



De pastorie met een winkel op de begane grond.



De fietsenstalling achter de kerk
Op de achtergrond is de Romanuszaal te zien.
In 2022 worden er plannen gemaakt om de capaciteit van de stalling te vergroten van 125 plaatsen naar 350. Bovendien is het de bedoeling dat de stalling de hele week open zal zijn en niet alleen op zaterdagen, zoals tot dan toe het geval was. Om meer ruimte te creëren wordt de Romanuszaal op een verdieping gezet.