Lodewijkskerk






- 2022 -

Lodewijkskerk




- plm 1750 -

Saaihal


tekening: Abraham Rademaker


De kerk is gebouwd als kapel van het Sint Jacobsgasthuis. Het gasthuis diende om pelgrims op te vangen en bij te staan als die op weg waren naar hun bedevaartsoord. In dit geval was dat Santiago de Compostela in Noordwest-Spanje. De Jacobsbroederschap heeft tussen 1475 en 1477 twee huizen aan de Steenschuur gekocht. In 1477 werd toestemming verkregen van het stadsbestuur om daar een gasthuis in te richten en datzelfde jaar ook om er een kapel te maken. Die kapel is de huidige Lodewijkskerk.
Een gevelsteen met het jaartal 1538 duidt erop dat de voorgevel van de kapel in dat jaar gereed is gekomen. Of het gasthuis ook echt gebruikt is door bedevaartgangers is niet zeker.



- plm 1295 -

Sint Jacobsgasthuis op oude stadsplattegrond




- plm 1500 -

de kaart van Van Dulmenkorst
Op het omlijnde perceel staat 'St Jacobs Gasthuis'. vermoedelijk wordt hiermee de kapel bedoeld. Het gasthuis stond mogelijk op het perceel rechts daarvan.




In de zestiende eeuw liep de belangstelling voor de bedevaart naar Santiago de Compostela terug en de Jacobusbroederschap kon het beheer van de kapel en het gasthuis niet meer opbrengen. In 1547 werden de panden verkocht aan de Huiszittenmeesters van de Pietersparochie, die er een kantoor wilden vestigen. Of dat ook is gebeurd is niet bekend. Twintig jaar later verkochten ze de gebouwen aan het gemeentebestuur, dat er overigens ook geen echte bestemming voor had. Het complex werd tijdelijk gebruikt als graanopslagplaats.
Op de ochtend van 3 oktober 1574 werd hier haring en wittebrood uitgedeeld aan de verhongerde Leidenaars.
In 1567 werd het gebouw in gebruik genomen als saaihal. Hier werd het Leidse laken gekeurd. Met de saaihandel ging het in die tijd juist niet zo goed, maar toen het accent werd verlegd van laken naar andere wollen stoffen en er bovendien veel Vlamingen naar Leiden kwamen, die hiermee bekend waren, bloeide de handel weer op. Het gevolg was dat men het gebouw ging verfraaien. Op de toren had eerder waarschijnlijk een eenvoudige spits gestaan, vergelijkbaar met die van de Hooglandsekerk. Die werd in 1593 vervangen door de spits die er tot op de dag van vandaag nog staat. Van deze spits wordt verteld dat hij eigenlijk was ontworpen voor de raamtoren die gestaan moet hebben op de plaats waar nu de pomp op de Garenmarkt staat. Die toren stond toen nog buiten de stadsvest en dat gebied werd gebruikt als raamland. Daar stonden rekken waarop het laken werd opgerekt en gedroogd. De toren diende als uitkijkpost om het terrein te bewaken. Inmiddels waren de raamlanden uitgegeven voor bebouwing, waardoor de toren niet meer nodig was.
Het interieur van de voormalige kapel onderging wijzigingen. De saaihal kreeg verdiepingen en werd opgedeeld in diverse ruimten. Er waren ook bijgebouwen. In 1599 kwam er een gebouw op de plaats van de huidige pastorie, links van de saaihal.
In de loop van de zeventiende eeuw liep de saaihandel terug. Dat had tot gevolg dat er veel minder gebruik werd gemaakt van het gebouw. Daarom werden er ruimten aan derden verhuurd. Op de bovenverdieping van een bijgebouw links van de saaihal werd de gildekamer van de goudsmeden gevestigd. In de saaihal werd tussen 1694 en 1701 een ruimte gebruikt voor een schildersacademie.
Ook was er een ‘school voor arme kinderen’ gevestigd. In 1762 werd de fusteinnering, waarmee het ook niet meer zo goed ging, ondergebracht in de saaihal. Na de kruitramp van 1807 werden de activiteiten van de saai- en fusteinhandel overgebracht naar de Lakenhal.
Bij de kruitramp werd de voormalige kapel zwaar beschadigd, maar de toren had het geweld van de explosie wonderwel doorstaan. Het gemeentebestuur wilde niettemin de saaihal en de toren verkopen voor de sloop.
Intussen was pastoor Ocke van de schuilkerk aan de Appelmarkt in de problemen geraakt met de huisvesting van zijn kerk. De huizen waarin zijn kerk, de kosterswoning en de pastorie waren ondergebracht, waren eveneens flink beschadigd door de kruitramp. Herstel zou erg duur zijn en de pastoor dacht aan de bouw van een nieuwe kerk. Hij richtte een verzoek daartoe aan koning Lodewijk. Er werd een vergelijking gemaakt van de kosten van herstel van de Appelmarktkerk, een nieuwe kerk op die plaats of het verbouwen van de beschadigde saaihal tot kerk. Uiteindelijk werd op 15 oktober 1807 beslist dat de saaihal tot kerk verbouwd zou worden. Hiervoor werd het begrote bedrag ter beschikking gesteld.
In 1808 werd Steenschuur 17 (rechts van de kerk) aangekocht om bestemd te worden tot pastorie. Later werd dit de R.K. Openbare Leeszaal en Bibliotheek. Alle aanbouwsels aan de westkant werden gesloopt. De opgelapte buitenmuren werden allemaal, op de voorgevel na, bepleisterd. Dat pleisteren van de muren was een modieuze trend in de bouwkunst, maar het was ook een eenvoudige manier om het broddelwerk dat in de loop der eeuwen was ontstaan aan het zicht te onttrekken.
Uit erkentelijkheid tegenover de Koning werd de kerk genoemd naar de Heilige Lodewijk, de patroonheilige van de koning. Op 17 oktober 1809 werd de kerk officieel in gebruik genomen.
De Lodewijkskerk was niet alleen een oorspronkelijk katholiek gebouw dat na het instellen van volledige godsdienstvrijheid weer in katholieke handen kwam, het was ook de eerste kerk die in alle openbaarheid als kerk zichtbaar kon zijn.
Toen in 1857 de staties werden opgeheven, werd de Lodewijkskerk hulpkerk van de Petruskerk aan de Langebrug. In 1953 werd de Lodewijkskerk alsnog parochiekerk. In dat jaar werden er ook plannen gemaakt voor uitbreiding van de kerk. Het was de bedoeling dat er twee zijkapellen aan het gebouw werden toegevoegd en dat er links van de kerk een pastorie zou komen. De kerk en de toren zouden worden gerestaureerd.
In augustus 1955 werd begonnen met de restauratie van de Lodewijkskerk. Het pleisterwerk van de buitenmuren werd verwijderd en het metselwerk werd gerestaureerd. Op 21 september 1955 is de eerste paal voor de nieuwbouw geslagen. In 1957 waren de restauratie en de nieuwbouw gereed. Er werden plannen gemaakt voor het herstel van het carillon dat in de zeventiende eeuw in de toren had gehangen, maar dat al in de achttiende eeuw was verwijderd. In 1714 werd het vervangen door twee luidklokken. Die zijn er in de oorlogsjaren op last van de Duitsers uitgehaald. In maart 1961 werd het nieuwe carillon in gebruik genomen. Eind jaren zeventig was dit alweer toe aan een grondige restauratie. Het uurwerk dat nog uit 1598 dateerde, functioneerde al 150 jaar niet meer en dat wilde men ook in ere herstellen. Voor restauratie was er niet voldoende geld en daarom is er een elektrisch uurwerk geplaatst. Het oude uurwerk is nog in de toren aanwezig.
In 1982 is in de nis boven de ingang een beeld van Sint Jacobus geplaatst.