Oude Vestkerk






- 2022 -

Oude Vestkerk
Oude Vest 133
architect: J. van der Heijden



- 2022 -

zijgevel van de kerk in de Grevenstraat


Aanleiding voor de bouw van de Oude Vestkerk was het uittreden van een groep protestanten uit de Nederlands Hervormde Kerk.
In de 19e eeuw rommelde het erg in de wereld van Protestants Nederland. Veel mensen waren het niet eens met de leer en de gang van zaken bij de Nederlands Hervormde Kerk. Men vond de staatskerk te liberaal. In 1834 scheidde zich een groep af. Zij noemden zich de Afgescheidenen. Anderen probeerden binnen de Nederlands Hervormde Kerk veranderingen door te voeren. Eind tachtiger jaren stapte alsnog een grote groep uit de Nederlands Hervormde Kerk. Deze beweging heette de Doleantie. (Doleren betekent zich beklagen of bezwaar hebben). De groep van de Afgescheidenen en de Dolerenden hebben zich in 1892 aaneengesloten. Dit resulteerde in 1905 in een volledige fusie. Ze noemden zich voortaan de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Toen de Leidse ‘Dolerenden’ in 1888 uit de Hervormde Kerk stapten, hadden ze acuut behoefte aan een kerkgebouw. Er werden besprekingen gevoerd met architect Jacobus van der Heijden voor de verbouwing van een gebouw en werkplaats aan de Oude Vest 133. Op 3 april 1888 werd het pand aangekocht. Een tijdelijke kerkruimte was niet voorhanden. Daarom werd besloten om de begane grond van de woning Oude Vest 133 uit te breken en voorlopig daar kerkdiensten te houden.
Op 21 augustus werd de bouw van de kerk gegund aan A. Verhoog Jz. De eerste etage van nummer 133 zou worden verbouwd tot kosterswoning. Op de begane grond van het pand kwam de consistoriekamer.
Op 23 december 1888 was de kerk zover klaar dat daar de eerste dienst kon worden gehouden.
Het gebouw stond helemaal achter de huizenrij van de Oude Vest. Hoewel daar geen sprake van was, leek het een schuilkerk. De kerkgangers moesten via de huisdeur van het pand Oude Vest 133 door een gang van nog geen meter breed naar de kerkzaal lopen. Voorbijgangers vroegen zich soms verwonderd af waar al die mensen bleven die de deur van een gewoon woonhuis binnen gingen. Er werd ook wel over geklaagd dat de kerk voor onbekenden zo moeilijk te vinden was. Men overwoog om, zodra daar geld voor zou zijn, een belendend perceel aan te kopen en zo een betere toegang voor de kerk te maken. Om financiële redenen had men voorlopig afgezien van de aanschaf van een orgel. Een gemeentelid dat zelf een pijporgel bezat, bood aan dit voor een jaar in bruikleen af te staan. Dit aanbod werd afgewezen omdat men bang was dat de gemeente eraan gewend zou raken en dan zou men later alsnog zelf een orgel moeten aanschaffen. Voorlopig deed men het met de heer Keereweer als voorzanger. Die had ‘een orgel in zijn keel’ en hij loodste de gemeente door de onbekende psalmen. In 1892 werd er alsnog een orgel in de kerk geplaatst.
De eerste eigen predikant van de nieuwe gemeente werd Ds. R.J.W. Rudolph. Op 7 december 1890 deed hij zijn intrede. Rudolph was ook politiek actief en hij heeft een aantal jaren in de Leidse gemeenteraad gezeten. Zo kon het gebeuren dat zijn politieke tegenstanders zich tijdens de kerkdiensten onder zijn gehoor bevonden. Rudolph is verder bekend geworden door de op zijn initiatief opgerichte Stichting voor ontouderde of verwaarloosde kinderen in Achterveld. De stichting draagt nog steeds zijn naam.
In 1892 kwam bovengenoemd samenwerkingsverband tot stand met de twee andere groepen gereformeerden: Christelijk Afgescheiden Gemeente van de Herengrachtkerk en Christelijk Afgescheiden Gemeente van de Herengracht. Er waren toen drie gereformeerde kerkgebouwen die als volgt werden aangeduid: Hooigrachtkerk: kerk A, Herengrachtkerk: Kerk B, Oude Vestkerk: kerk C. Dit bleef zo tot de kerken overgingen tot een volledige fusie in 1905.
In maart 1899 ontving de Commissie van Beheer een brief van B&W van Leiden waarin werd aangekondigd dat de brandweer een onderzoek zou instellen naar de vluchtwegen. Behalve de nauwe ingang was er alleen een smalle nooduitgang aan de kant van de Paradijssteeg (nu Grevenstraat). Dit werd onvoldoende bevonden en de kerk kreeg een jaar de tijd om de situatie te verbeteren. Men zou de gang breder kunnen maken, maar dat zou ten koste gaan van de consistoriekamer. Tenslotte bleek het mogelijk om het pand Oude Vest 135 aan te kopen. Door de nood gedwongen kwam er nu toch een betere toegang tot de kerk. Oude Vest 135 werd afgebroken. Voor de kerk werd een portaal gebouwd en de rest van het perceel werd onbebouwd gelaten. Het terrein werd voorzien van een ijzeren hek met gaslantaarns. De gang van nummer 133, die voorheen als entree had gediend werd bij de consistoriekamer getrokken.
In 1953 ontstond er behoefte aan renovatie van het kerkgebouw. Er was onvoldoende vergaderruimte. Er zal ook zeker sprake zijn geweest van noodzakelijk onderhoud, maar een duidelijke reden voor een grondige verbouwing is niet bekend. Er waren in de afgelopen jaren talloze nieuwe kerkgebouwen verrezen en dit gebouw werd mogelijk als aftands en uit de tijd beschouwd. De veranderingen waren ingrijpend. Van de fraaie neogotische ramen werden er enkele dichtgemetseld en de andere vervangen door strakke exemplaren. Er kwam een nieuwe kansel op een andere plek en ook het orgel verhuisde. Het kreeg bovendien een geheel nieuw front. De wanden die met zware lijsten van stucwerk waren voorzien werden, vlak gemaakt. Het donkere houtwerk werd in een lichtere kleur geschilderd. Aan de kant van de Grevenstraat werd het gebouw voorzien van een nieuwe gevel. De verbouwing nam meer tijd in beslag dan destijds de bouw van de hele kerk. Op 15 december 1955 werd de vernieuwde Oude Vestkerk weer in gebruik genomen.
In 1981 werd er opnieuw verbouwd, maar nu veel minder ingrijpend. Ook rees toen de vraag of het, gezien het drastisch teruggelopen kerkbezoek, nog wel verantwoord was om de benodigde som van ƒ 200.000,- neer te tellen voor een renovatiebeurt. Ds. Koolstra zag nog wel toekomst voor het kerkgebouw. De binnenstad werd de laatste jaren door veel nieuwbouwprojecten weer beter bewoond. ‘En je moet ook willen uitgaan van de mensen die nog wél willen komen,’ vond hij. Door de inzet van vrijwilligers werd voor ƒ 25.000,- aan kosten bespaard.
De verwachtingen van Koolstra waren toch te optimistisch. Het kerkbezoek liep steeds verder terug. De Gereformeerde Kerk is samengegaan met de Nederlands Hervormde Kerk onder de naam ‘Samen op Weg’. Er moesten diverse kerkgebouwen worden afgestoten en rond 1993 werd ook de Oude Vestkerk niet meer als kerk gebruikt.
Besloten werd om het gebouw te verhuren voor culturele doeleinden die nog enig raakvlak hadden met kerk en samenleving. Zo werden er lezingen gehouden en er waren optredens van zangkoren. Voorwaarde was dat dit kostendekkend gehouden kon worden. Dat lukte mede door de inzet van een groep vrijwilligers. Na verloop van vijf jaar stapte de beheerder op en ook bleek de inzet van de vrijwilligers terug te lopen. Overwogen werd om een nieuwe beheerder aan te stellen die de zaak wat professioneler zou aanpakken. Daarvoor moest dan ook meer geld beschikbaar worden gesteld en daar werd tenslotte vanaf gezien. De kerk werd te koop gezet. In maart 2000 is het gebouw overgedragen aan de nieuwe eigenaar die vijf woningen realiseerde binnen de muren van de voormalige kerk.