verbouwing van 2018


Na de kleine aanpassingen in 1988 duurde het nog jaren voordat er concrete plannen waren voor de echte grote uitbreiding waar al zo veel over gesproken was. In 1998 leek het zelfs even of het helemaal niet door zou gaan omdat de gemeente er geen geld voor beschikbaar wilde stellen. Daarna waren er berichten over de aankoop door de gemeente van het Scheltemacomplex aan weerszijden van de Marktsteeg. Hier zou de uitbreiding moeten komen, maar behalve dat tussen die gebouwen een steeg loopt, bevinden ze zich ook nog eens in andere bouwblokken dan dat van de Lakenhal. In 2012 is Leiden eindelijk zover dat er een architect wordt gezocht voor de uitbreiding van de Lakenhal. Het onzalige idee om het Scheltemacomplex te gebruiken voor de uitbreiding van het museum is dan allang verlaten. De nieuwbouw zou aan de Lammermarkt komen.
De opdracht werd gegeven aan een trio van jonge architecten uit Rotterdam: Ninke Happel, Floris Cornelisse en Paul Verhoeven. Ze hadden een radicale en gedurfde aanpak en dat is goed uitgepakt voor wat betreft het interieur. Ze hebben ervoor gekozen om de voormalige achterplaats helemaal vrij te maken en te ontdoen van alle bouwsels die daar in de loop der eeuwen zijn neergezet. Zo ontstond een zeer lichte centrale hal die orde schept en het gebouwencomplex overzichtelijk maakt. Dat betekende ook dat de Joristrap daar weg moest. Dat nou juist daar commotie over ontstond is enigszins merkwaardig. Dit was tenslotte geen oorspronkelijk deel van de lakenhal. Hij werd bovendien niet verwijderd, maar alleen verplaatst en zelfs gereconstrueerd naar zijn oorspronkelijke vorm.




Joristrap
Op de begane grond (links) is de gang naar de Harteveltzaal te zien waarvoor de Joristrap in 1890 is aangepast. Rechts is de trap te zien op de eerste etage.




de nieuwe locatie van de Joristrap


Het exterieur is een ander verhaal. Het was net als bij de Papevleugel weer geen eenvoudige opgave om een logische vorm te vinden voor een nieuwe vleugel aan het oorspronkelijke gebouw van de Lakenhal. Er is regelmatig opgemerkt dat de nieuwe entree van het museum aan de Lammermarkt moest komen. Bezoekers die van buiten de stad komen zouden die makkelijk kunnen vinden en er kon een entree gemaakt worden die meer uitnodigde dan het poortje aan de Oude Singel. De museumdirectie dacht daar anders over en die gaf aan de architect de opdracht mee om de entree aan de Oude Singel te handhaven, kennelijk met het trauma van de nutteloze entree aan de Lange Scheistraat in gedachten. Daarmee werd de opdracht niet eenvoudiger. De nieuwbouw was gedoemd om zich te manifesteren als achterkant met hooguit een dienstingang.



- 2022 -

de Trekzak
De nieuwe vleugel aan de Lammermarkt die al gauw als bijnaam 'De Trekzak' kreeg.


De presentatie van het ontwerp veroorzaakte nogal wat beroering. Kreten van afschuw overheersten en het gebouw kreeg meteen als bijnaam de Trekzak. Degenen die zich positief uitlieten bleken bekend te zijn met het wereldje van de architectuur. Ze kennen de wollige taal met bij elkaar gezochte symboliek die altijd bij een ontwerp wordt meegeleverd om het legitiem te maken en ze lieten zich er vrij gemakkelijk door inpakken. Wel zeiden de meesten: ‘Het is even wennen.’ Dat zegt eigenlijk al genoeg. De eerste indruk was niet positief, maar men probeerde het goed te praten. Helaas, een verhaal dat goed klinkt of goed lijkt is nog geen garantie voor een goed ontwerp. Het ontwerp moet op zijn eigen verdiensten worden beoordeeld. Daar moet het verhaal bij aansluiten en niet andersom. De architecten verdrinken met hun verhaal in details en symboliek, terwijl de totale vorm aan hun aandacht lijkt te zijn ontsnapt en die is lomp en bepaald geen streling voor het oog. Ninke Happel noemt het een ‘geschouderd volume’. Alsof het beestje bestaansrecht krijgt door het een naam te geven.
Er is een poging gedaan om de kartelrand van de topgeveltjes aan de Lammermarkt voort te zetten in het gebouw, maar de driehoekjes in het ontwerp zijn een fors maatje kleiner dan het gemiddelde kleine huisje aan de Lammermarkt, waardoor het beoogde effect niet optreedt. Het was misschien nog wat geworden als de plint van het gebouw een zeker contrast vormde met de hoogbouw die er ‘bovenop’ is gezet. Daar is mogelijk wel een poging toe gedaan. Het patroon van het metselwerk van de onderbouw en de bovenbouw is niet hetzelfde, maar door de eenheid van kleur valt het nauwelijks op dat er gezocht is naar een contrast, als dat al het geval is. Het gebouw oogt als één vorm en dat krijgt daardoor dat plompe karakter.



De architecten hebben veel aandacht besteed aan het metselwerk. Er is voor baksteen gekozen omdat dit aansluit bij de historische binnenstad. Het patroon van het metselwerk zou een knipoog zijn naar de textielindustrie. Hier is kennelijk ook weer de symboliek leidend geweest. Functionaliteit en uitstraling lijken me een betere leidraad voor materiaalkeuze dan een poging om grootmoeders breiwerk met baksteen te imiteren. De architect spreekt over grijze steen, maar volgens mij is het geel, gelukkig maar, want hetzelfde gedrocht in grijs zou nog treuriger stemmen.

In de plint zien we een aantal openingen met rondbogen van verschillende vorm en afmeting die ook nog eens ogenschijnlijk willekeurig over dit deel van de gevel verdeeld zijn. Je kunt als ontwerper kiezen voor speelsheid, maar je moet wel oppassen met wat je doet. Cirkels en ook halve cirkels zijn dwingende vormen waar je niet al te willekeurig mee om kunt gaan. Hier is wel met erg veel variabelen gestoeid en het resultaat is allesbehalve subtiel. De twee grootste openingen benadrukken door hun vorm nog eens de plompheid van het gebouw en de wanorde van de vormen in de plint wordt versterkt doordat het hele bovendeel van het gebouw juist zuiver symmetrisch is. Symmetrie is een minstens zo riskant stijlelement als een cirkel. Alle met veel arrogantie gebrachte architectenverhalen ten spijt; dit bouwwerk doet zeer aan je ogen. Voor de Trekzak geldt hetzelfde als voor de Papevleugel: dit went nooit.



brandgang
Het zinken dak is in 1988 toegevoegd.


museumcafé
Door de bijna blinde muur is de speelsheid van de oorspronkelijke situatie verloren gegaan.


Het museumcafé
De voormalige brandgang is gekozen als locatie voor het museumcafé en daar zit het niet slecht. Het is ook bereikbaar vanaf de straat en het draagt een klein beetje bij aan de vindbaarheid van het museum, die eigenlijk nog steeds erg te wensen overlaat. het pand Oude Singel 28, links van de brandgang, dat in gebruik was voor de administratie is afgestoten. Alle ondersteunende diensten zijn nu ondergebracht in de nieuwbouw aan de Lammermarkt.
De muur voor de brandgang die in 1933 met zoveel zorg is opgetrokken en waar in 1988 met even veel zorg iets aan toegevoegd is, is door de architecten van het trio weinig subtiel aangepakt. Ze hebben de muur en het zinken dak helemaal afgebroken. Het lijkt of ze de fout uit 1933 hebben willen corrigeren, maar dat is nou juist ook weer tegen de regels. Volgens de gangbare opvattingen moet je niet terug willen restaureren. Als je aan een oud gebouw sleutelt, laat je de broddels uit het verleden in principe zitten want die vertellen de geschiedenis van het gebouw. De nieuwe muur is opgetrokken met een stukje van grootmoeders breiwerk zoals we dat bij de nieuwbouw aan de Lammermarkt zien. Het poortje mocht terugkomen, maar het voegt zich slecht in grootmoeders breiwerk. Voor de gevelsteen die boven het poortje zat, was in het nieuwe ontwerp geen plaats meer.
Het museumcafé had net zo goed achter de bestaande muur gebouwd kunnen worden. Van waar dan deze radicale aanpak? Het antwoord is helder: De architecten hebben de voormalige brandgang tot de nieuwbouw willen rekenen, die zich uitstrekt tot de Lammermarkt. Ze hebben het vlak van de brandgang dichtgesmeerd met het metselwerk van de nieuwbouw. Nu is van voor tot achter hun invloed zichtbaar. Het is een verbinding die je wel op maquetteniveau kunt zien, maar die je vanaf de straat niet zo beleeft. Tegelijkertijd gaat hiermee een interessant stukje bouwgeschiedenis verloren, waar ze beter met hun tengels vanaf hadden kunnen blijven.