SchuilkerkenInleiding In 1581 werd de katholieke eredienst verboden door de Staten van Holland. In Leiden gold dat verbod overigens al in 1573. Alle kerkelijke goederen werden in beslag genomen. Dat betekende niet dat het katholieke geloof verdween. Er werden kerkdiensten gehouden op allerlei schuilplaatsen en de Nederlanden werden missiegebied. Geleidelijk kregen de priesters vaste standplaatsen, die staties werden genoemd. Ze stichten daar schuilkerken. Uiteindelijk nam de overheid een pragmatische houding aan en de diensten in de schuilkerken werden getolereerd. Vanaf 1730 was het katholieke geloof weer officieel toegestaan, ingevolge het Placaat van de Heren Staten van Holland en West-Friesland, maar de kerkelijke activiteiten moesten nog steeds aan het oog onttrokken worden. De schuilkerken vormden geen structureel geheel. Ze hadden meestal geen officiële namen en werden op allerlei manieren aangeduid, vaak met bijnamen. Hoewel de schuilkerken zich altijd op verborgen plekken bevonden en dus niet in het straatbeeld zichtbaar waren, is er toch opvallend veel beeldmateriaal van bewaard gebleven en dan vooral van het interieur. De meeste schuilkerken bevonden zich op de eerste verdieping van een gewoon woonhuis. Om meer ruimte te maken werd er een vide in de vloer van de tweede verdieping gemaakt. Bij de schuilkerken in Leiden was dat altijd de zolderverdieping. Rondom de vide was er dan plaats voor galerijen. De begane grond werd als woning of winkel gebruikt. De ingang van de kerk was gewoonlijk aan de zijkant of de achterkant van het huis. Vrijheid van Godsdienst De Franse tijd zorgde voor scheiding tussen kerk en staat en er kwam volledige vrijheid van godsdienst. In vrij korte tijd werden er een aantal nieuwe katholieke kerken in gebruik genomen. In 1809 kreeg de statie van de Appelmarkt de Lodewijkskerk toegewezen. In 1836 werd de Hartebrugkerk in gebruik genomen door de statie van de Kuiperssteeg. In 1836 werd eveneens de Petruskerk ingewijd voor de statie van de ‘Kachel’. In 1838 werd de Mon Père kerk ingewijd, die gebouwd was op de locatie van de statie van de Franse Karmelieten. In 1846 kregen de Dominicanen een kerk op de plaats van de schuilkerk aan de Bakkersteeg (Pelikaanstraat). Parochiële herindeling In 1853 werden de staties tot parochies verheven. In 1857 kwam er een nieuwe indeling van de parochies. Er waren eigenlijk te veel kerken gekomen en de pastoors stonden soms op straat om aan mensen te vragen om binnen te komen en hun kerkdiensten bij te wonen. Er kwamen nu weer drie parochies. De Sint Petrus werd de eerste parochiekerk, de Hartebrugkerk de tweede en de Mon Pèrekerk de derde. De overige drie staties, sinds kort officieel parochies, hielden op te bestaan. Dat waren de Dominicanen op de hoek van de Pelikaanstraat, de Nederduitse Ongeschoeide Karmelieten aan het Utrechtse Veer en de statie van de Lodewijkskerk (oorspronkelijk de schuilkerk aan de Appelmarkt). De Lodewijkskerk werd hulpkerk van de Sint Petruskerk. |